Zoeken
Na de goedkeuring van het masterplan door de vorige Vlaamse regering bleef het lange tijd stil rond de broodnodige onderwijshervorming. De ouderkoepelverenigingen, het Netwerk tegen Armoede, het Minderhedenforum en de Vlaamse Scholierenkoepel zijn opgelucht dat er schot in de zaak komt.
Maar, beide conceptnota’s roepen bij hen ook een hoop vragen en twijfels op. Deze reactie vestigt de aandacht op een aantal cruciale elementen uit de moderniseringsplannen. Omdat we de twee nota’s onmogelijk volledig los van elkaar kunnen zien, raken we ook het voorstel voor BO en 1ste graad aan, maar we zullen, zoals ons werd gevraagd, vooral focussen op de 2e-3e graad.
De modernisering van het SO wil tegemoet te komen aan een aantal ons intussen bekende tekortkomingen in ons onderwijs: gelijke kansen worden onvoldoende gerealiseerd, er is te veel schooluitval, de doorstroom naar het hoger onderwijs of de arbeidsmarkt loopt niet voor alle richtingen optimaal,… Studiekeuze is bovendien een belangrijke stressfactor geworden in veel gezinnen, zeker ook bij kansengroepen. Dit begint al bij de keuze voor een secundaire school op 12 jaar. Meer transparantie en duidelijkheid in het aanbod is dus een must vanuit dat standpunt.
Elke leerling op een gelijkwaardige basis de juiste onderwijskansen op maat geven, is de uitdaging.
Is een plan dat gebaseerd is op rationalisering en het transparanter maken van het studieaanbod op maat van de vragen van de arbeidsmarkt en de maatschappelijke evoluties in staat dit te realiseren?
Staat men in de plannen voldoende stil bij de manier waarop leerlingen naar een bepaalde onderwijskeuze worden ‘begeleid’? Heeft men voldoende oog voor die mechanismen die bij ouders en leerlingen spelen om tot een bepaalde studiekeuze te komen? Is de studiekeuzebegeleiding met andere woorden optimaal? Laat men leerlingen en ouders daarin voldoende participeren? En biedt de matrix een logisch, transparant, voldoende en niet-stigmatiserend aanbod aan studie-opties?
We zochten naar antwoorden, maar vonden er weinig. Hierna gaan we dieper in op een aantal zaken die volgens ons extra aandacht verdienen in de verdere implementatie van de moderniseringsplannen.
De moderniseringsplannen willen zorgen voor een transparant aanbod met een breed spectrum aan evenwaardige studierichtingen. Dit is absoluut noodzakelijk opdat jongeren een studiekeuze op hun maat en volgens hun interesses kunnen maken. En met uniforme namen van studierichtingen, finaliteiten en uitgewerkte curriculumdossiers wordt het aanbod een pak duidelijker. Maar diezelfde plannen geven aan scholen de vrijheid om zelf te kiezen of en hoe ze ‘moderniseren’.
Er bestaan nu al een heel wat verschillen tussen scholen. Als de scholen zelf mogen kiezen, vrezen we dat de onderlinge verschillen enkel zullen toenemen. Op sommige scholen blijft misschien alles bij het oude, terwijl op andere scholen een heel nieuw systeem ingaat. Leerlingen zullen nu niet alleen meer moeten kiezen op basis van hun interesses en talenten, maar moeten ook nadenken over het schoolconcept dat ze willen. Volgens ouders en leerlingen zal die vrijheid de beoogde duidelijkheid dus allesbehalve ten goede komen. Ook vrezen we dat teveel vrijheid zal leiden tot een behoudsgezinde reflex, en dus niet tot een modernisering.
We vragen daarom aan de overheid alle scholen te stimuleren om mee te stappen in de modernisering.
Een andere doelstelling van de modernisering is om het huidige aanbod te rationaliseren. Een studierichting moet leerlingen voorbereiden op hogere studies of de arbeidsmarkt. Uiteraard is het positief dat die richtingen dan ook afgestemd worden op de verwachtingen van de samenleving. Maar bij het uittekenen van het studieaanbod mag niet voorbijgegaan worden aan de interesses en motivatie van de scholieren zelf. Het verwondert ons daarom dat talen verdwijnen als studiedomein op zich. In de bespreking van de matrix gaan we hierop dieper in.
Iets wat de conceptnota slechts kort aanraakt, is de inhoudelijke invulling van studierichtingen. Als alle richtingen hun finaliteit zo goed mogelijk moeten waarmaken, moet er inderdaad ook naar inhouden gekeken worden. Zo kunnen, met het oog op levenslang leren en een arbeidsmarkt die flexibiliteit vraagt, arbeidsmarktgerichte studies een stevige versterking krijgen van de algemene vorming. Ook een aantal doorstroomrichtingen moeten inhoudelijk herbekeken worden aan de hand van de hogeschool- of universiteitsopleidingen waarop ze voorbereiden – en dat gaat wellicht verder dan enkel de eindtermen.
Sleutelen aan het aanbod en initiatieven als Columbus (de niet bindende oriëntatieproef in het 5de of 6de leerjaar SO) zijn stappen naar een betere studiekeuzebegeleiding, maar er is meer nodig. Veel meer.
Schoolloopbaanbegeleiding is meer dan enkel studiekeuzebegeleiding en is een proces dat een hele schoolcarrière lang aandacht moet krijgen. Er is nood aan concrete, structurele acties en een geïntegreerde visie op schoolloopbaanbegeleiding. De lat moet hoog liggen. Een thema dat zo belangrijk is voor de toekomst van leerlingen vraagt dan ook meer dan wat er nu op tafel ligt. De rol van de CLB’s, schoolteams en de interne leerlingenbegeleiding is hierin essentieel (en daar moet dus ook aandacht voor zijn in de hervorming van de leerlingenbegeleiding). Maar, ook de VDAB kan een sterkere informerende rol opnemen, vooral voor de arbeidsmarktgerichte studierichtingen.
Op elke school moet er aandacht zijn voor leren kiezen. Niet af en toe, maar tijdens de hele schoolloopbaan. Een knelpunt daarbij blijft dat veel leraren onvoldoende weten wat jongeren moeten kennen en kunnen als ze aan hogere studies beginnen of kans willen maken op een vorm van tewerkstelling waar ze hun mogelijkheden en talenten kunnen realiseren. Het eindrapport van het secundair onderwijs geeft de afgestudeerde weinig of geen onderbouwd advies over verder studeren of loopbaanmogelijkheden.
Leerlingen hebben soms een moeilijk jaar omwille van puberteit, ziekte, een problematische thuissituatie,… Een leerling moet daarom de kans krijgen zich te herpakken. Een B-attest mag daarom niet bindend zijn, het jaar overzitten moet mogelijk blijven.
Voor alles moet een B-of C-attest vermeden worden door een degelijke studie(keuze)begeleiding. Een ‘plan van aanpak’ van studie-en/of gedragsproblemen voorkomt verrassingen op voorwaarde dat hierover goed wordt gecommuniceerd met de leerling en zijn ouders.
Oriënteren moet meer vervat zitten in de (permanente) evaluatie van leerlingen. Daarbij hebben ze recht op professionele begeleiding en ondersteuning zodat ze voldoende zicht hebben op de vaardigheden en competenties die nodig zijn om een bepaalde opleiding of job te starten. Hier moet men extra inspanningen doen om ouders en leerlingen bij dat proces te betrekken – zeker ook ouders die moeilijker bereikbaar zijn (bijv. kansengroepen). Het proces moet een weg zijn van goede informatie en overleg, zodat een correcte inschatting kan gebeuren en het gegeven advies een logisch resultaat is.
‘Bewegingsvrijheid’ in de schoolloopbaan is voor scholieren een belangrijk aandachtspunt. Leerlingen willen van studierichting kunnen veranderen als… dat nodig is. Vandaag zien nog te veel leerlingen te snel allerlei deuren sluiten omwille van gebrek aan bijvoorbeeld vakkennis en praktijkervaring. Gaat men mogelijkheden scheppen om deze voldoende bij te benen? De modernisering van het SO zou voorzien in gepaste schakelmogelijkheden.
We juichen toe dat het ook mogelijk zou worden om ‘op te stromen’ in de 2de en 3de graad (de zalmbeweging). Het vraagt echter tijd en mankracht om in gepaste remediëring en begeleiding te voorzien. Wordt dit gegarandeerd? Anders blijft het bij een theoretische mogelijkheid, en daar schieten we niks mee op.
Richtingen met een dubbele finaliteit (doorstromen naar het hoger onderwijs of de arbeidsmarkt) vinden ouders en scholieren waardevol. Zeker in de 2de graad zijn deze een must, want ze beloven alle mogelijkheden open te laten, waardoor de keuze voor een finaliteit nog even kan uitgesteld worden. Het gaat immers mogelijk om de meest definitieve keuze die ze moeten maken, en dat op 15-jarige leeftijd. Deze vroege tracking leidt in het huidige systeem tot tal van problemen (schoolmoeheid, demotivatie, ongekwalificeerde uitstroom, niveauverschillen…). Zal het aanbod aan richtingen met dubbele finaliteit in de 2de graad voldoende groot en algemeen zijn?
We zijn tevreden met de opties om te schakelen tussen A- en B-stroom in de 1e graad en met de afschaffing van het B-attest na het eerste jaar. Maar toch zijn er nog enkele knelpunten. De mogelijkheid van scholen om leerlingen na een A-attest in het eerste jaar uit te sluiten voor een aantal basisopties druist volledig in tegen de principes van de eerste graad. Een leerling zou na de eerste graad nog alle studierichtingen moeten kunnen volgen, mits remediëring. We hopen dan ook dat het ‘te vermijden’ B-attest na die eerste graad echt een zeldzaamheid wordt.
Een ander knelpunt is het inperken van de mogelijkheid om je jaar over te doen na een B-attest. Scholieren en ouders strijden mee tegen zittenblijven, maar deze maatregel schiet haar doel voorbij en pakt niet de wortel van het probleem aan wanneer het niet in overleg gebeurt met ouders en leerlingen. Leerlingen die gemotiveerd en vol goesting maar met mindere resultaten een studierichting volgen, moeten volgens ons nog een tweede kans kunnen krijgen.
Een belangrijke vraag van ouders en scholieren is om ook na een arbeidsmarktgerichte studierichting de kans te krijgen om verder te studeren in het hoger onderwijs. Een individueel traject of extra begeleiding moet dit mogelijk maken.
Wij zien het belang in van nieuwe schoolstructuren als de domeinschool en de campusschool. Zo’n scholen bevorderen een positieve studiekeuze en stimuleren een gezonde mix van leerlingen. In doorstroomscholen vrezen we daarentegen dat de gezonde mix meer een droom zal zijn dan werkelijkheid. Omwille van het studieaanbod of andere subtiele selectiemechanismen zoals bv. de schoolkosten of de aangeboden basisopties, blijven zij op deze wijze bestaan. Voor (kansarme) ouders en hun kinderen zijn dit opnieuw gemiste kansen.
Een veranderingsproces vraagt om passende begeleiding. Is er op scholen en/of bij de begeleidingsdiensten voldoende expertise aanwezig om zo’n traject tot een daadwerkelijk goed einde te brengen? Of gaan enkel de goed draaiende scholen de uitdaging aandurven? Enkele recente initiatieven tonen de complexiteit van dergelijke ingreep aan. Voeg daarbij de plannen voor de bestuurlijke optimalisering… Wij kunnen alleen maar beamen dat schoolbesturen voor een immense opdracht staan. En zullen de schoolteams binnen deze nieuwe structuren de inhoudelijke aspiraties van de modernisering voldoende kunnen realiseren?
Een veranderingsproces zorgt steeds voor verwarring en onduidelijkheid. Ouders en leerlingen zijn vaak onvoldoende geïnformeerd over de stand van zaken en de toekomst van de school. Wordt mijn studierichting afgeschaft? Moet ik naar een ander schoolgebouw? Zo’n transformatie kadert wellicht best in het traject naar ‘bestuurlijke optimalisatie’ of ‘schaalvergroting’. Maar, leerlingen en ouders vrezen terecht te komen in een mastodont waar de afstand met het schoolbestuur groter wordt. Zal er in zo’n nieuw concept ruimte blijven voor formele en informele vormen van leerlingen- en ouderparticipatie?
We hopen ook dat leerlingen geen tientallen kilometers moeten reizen naar hun nieuwe domein/campus/doorstroomschool. Ouders (in armoede) maken zich zorgen dat studiekeuze op basis van interesse zal moeten wijken voor een studiekeuze op basis van nabijheid van aanbod. We hopen dat de overheid zal waken over een optimale spreiding en verdeling van het aanbod in de verschillende regio’s.
Ouders en leerlingen mogen niet de dupe worden van deze operatie. Daarom verwachten we dat de overheid scholen ondersteunt bij die transitie en hoedt voor de talrijke valkuilen. Een te grote school mag bijvoorbeeld niet gezichtsloos worden. Omdat we menen dat ondersteuning in het veranderingsproces nodig is, betwijfelen we of dit een budgetneutrale operatie kan zijn.
Deze modernisering riskeert, door haar optioneel karakter, voor minder in plaats van meer transparantie te zorgen. Ze heeft te weinig aandacht voor echte, geïntegreerde onderwijsleerloopbaanbegeleiding bij de leerlingen en riskeert hen nog steeds te snel in hokjes te duwen.
Er wordt een grote vrijheid en verantwoordelijkheid bij de scholen gelegd. Wij hebben dan ook grote twijfels of op die manier de modernisering de knelpunten in ons onderwijs wegwerkt op ‘alle scholen’.
De matrix vormt een belangrijke hoeksteen van de moderniseringsoperatie. Het komt ons inziens vooral toe aan de onderwijsverstrekkers om hier concrete uitspraken over te doen.
Naast enkele brede vaststellingen, lijsten we hieronder een reeks concrete bedenkingen op. Het is niet onze bedoeling om de screening van de studierichtingen over te doen. Maar, we vinden het belangrijk om enkele signalen van leerlingen en ouders over specifieke studierichtingen mee te geven aan de onderwijsbeleidsmakers.
Eén van de algemene bezorgdheden is de vraag
hoe men in de vormgeving van de matrix rekening houdt met de flexibele
leertrajecten (samenwerking tussen onderwijs en welzijn), nieuwe vormen
van leren zoals het duaal leren? Is er verder ruimte voor begeleiding op
maat voor wie dreigt uit te vallen? Wiens verantwoordelijkheid zal dat
zijn en heeft deze hiervoor de middelen?
Komen alle vormen van SO aanbod? (gewoon en buitengewoon SO OV/1/2/3/4)
De modernisering van het SO is onlosmakelijk verbonden met andere zaken die leven in het onderwijsveld. Denk daarbij aan het M-decreet, de hervorming van de lerarenopleiding en leerlingenbegeleiding, het plan tegen schooluitval… We vinden dat alles nog veel te vaak los van elkaar bekeken wordt, en vrezen voor de gevolgen van een dergelijke gefragmenteerde aanpak.
De invulling van de matrix is een uitgelezen kans om het huidige aanbod aan studierichtingen niet alleen te rationaliseren, maar ook te herkneden en opnieuw vorm te geven. Waar wij dit zien als een kans om het aanbod ambitieus te hertekenen, komt het ons over dat de bestaande studierichtingen eerder vanuit een besparingsreflex geschrapt of ingepast worden in de nieuwe structuur. Dit is voor ons een enorm gemiste kans.
Een tweede gemiste kans zit in het behoud van de indeling aso, bso, kso, tso. Naast ons watervalsysteem, is de perceptie in heel het huidige onderwijs een groot probleem, in het bijzonder in het bso. Deze modernisering is een uitgelezen kans om hier iets aan te doen.
Schaf die benamingen af in ‘het schoolconcept van de toekomst’, en ‘leer’ de Vlaming spreken in termen van studierichtingen i.p.v. ‘finaliteiten’ of aso/tso/kso/bso. In het Masterplan kon dat nog en daarom durven we het hier opnieuw op tafel leggen.
Tot slot creëert de ordening van domeinen al meteen een, voor ons althans, ongewenste perceptie van hiërarchie. Daarom willen we sterk aandringen op een alfabetische rangschikking van de domeinen in de matrix, wat de transparantie voor ouders en leerlingen zal bevorderen.
Ook wij geloven dat je studierichtingen voldoende moet afstemmen op de steeds veranderende verwachtingen van de samenleving. Maar dat snoeiwerk zorgt voor hiaten in het studieaanbod. Zo werd er stevig geschrapt in een aantal brede, arbeidsmarktgerichte richtingen zonder in een alternatief te voorzien. Kantoor en handel vormen daarvan een mooi voorbeeld. Die richtingen zijn populair bij jongeren, vooral bij meisjes. Bij het rationaliseren is uiteraard niet over één nacht ijs gegaan en de verwachtingen van die studierichtingen werden niet altijd ingelost. Maar dit neemt niet weg dat de populariteit van deze richtingen wijst op een concrete nood en vraag. Naast snoeien, moet er dan ook werk gemaakt worden van een kwalitatief alternatief dat inspeelt op de interesses en motivatie van deze grote groep (vooral meisjes-)leerlingen.
Vlaanderen promoot ook sterk het ondernemerschap. Wij geloven dat veel jongeren in een arbeidsmarktgerichte studierichting, hier ook van dromen. We hopen daarom dat het onderwijsbeleid dit zal stimuleren door in (een aantal van) deze studierichtingen voldoende ruimte te (blijven) creëren voor zaken als bedrijfsbeheer, leren ondernemen, …
Kiezen is verliezen. Domeinen bepalen voor de matrix is geen eenvoudige opdracht. Maar toch vinden ouders en scholieren het vreemd dat taal (en cultuur) geen apart domein vormt. Uiteraard moet taalonderwijs een belangrijke plek krijgen in elk studiedomein, maar toch wil een grote groep leerlingen duidelijk kiezen voor taal. Het één sluit voor ons het ander niet uit. Veel richtingen in het hoger onderwijs vragen immers een sterke wetenschappelijke basis, en die mag er ook overal zijn naast het domein STEM. Het valt moeilijk te begrijpen op welke basis “sport”, een domein dat eigenlijk geen arbeidsmarktgerichte richtingen omvat en eveneens voor iederéén belangrijk is, verkozen werd boven taal.
In het huidige voorstel lijken de taalgeoriënteerde doorstroomrichtingen nu gecopy-pastet op elk domein. Ze staan vaak als een tang op een varken doordat niet gekeken is naar het domein waarbinnen ze passen, maar enkel naar de finaliteit die ze beogen. Maar dit botst met de doelstelling om een transparant studieaanbod te creëren met studierichtingen die onderling duidelijk verschillen. Voor leerlingen is het bijvoorbeeld voorlopig onduidelijk hoe een richting ‘economie-wiskunde’ verschilt in het domein ‘zorg en welzijn’ vs. het domein ‘kunst en creatie’. Deze bedenking geldt trouwens ook voor andere doorstroomrichtingen. Ouders en scholieren fronsen de wenkbrauwen bij het zien van een richting ‘Grieks-Latijn’ in het domein ‘land- en tuinbouw’. Hoe ziet men de aansluiting van de studierichting bij dit domein?
Vooral bij ouders bestaat er veel onduidelijkheid rond STEM. Het huidige ‘opbod’ STEM-richtingen in scholen strookt niet steeds met de ambities van het STEM-actieplan. Wij wensen daarom duidelijkheid omtrent de naamgeving en de inhoud die ermee gepaard gaat. Voor een correct begrip door alle ouders is de benaming STEM niet altijd evident.
Omdat we vinden dat we niet omheen de 1ste graad kunnen als we het over de 2de en 3de graad hebben, raken we hier kort enkele zaken aan. Er valt uiteraard veel meer over de conceptnota BO en 1ste graad te zeggen, maar we hopen dat op een ander moment te kunnen doen.
De eerste graad is bedoeld om leerlingen te laten kennismaken met verschillende domeinen en hen hun talenten te laten ontdekken. Zo kunnen ze een optimale studiekeuze maken in de tweede graad.
Wij ondersteunen deze doelstelling, maar stellen vast dat de voorliggende nota geen vernieuwing brengt op dit vlak. Zullen leerlingen naast de aangeboden algemene vorming voldoende kansen krijgen echt kennis te maken met verschillende interessegebieden? Zullen scholen hun klasindeling niet langer laten afhangen van basisopties, en hun basisopties niet van het aanbod in hun eigen bovenbouw? Laat men hier geen kansen liggen om de traditionele visie op studieloopbanen te doorprikken?
We willen maatregelen die het ongelijkwaardige imago tegengaan, en de basis hiervoor wordt al gelegd in de eerste graad - en vroeger. Dat de schakelfunctie van de B-stroom in deze hervormingsnota wordt uitgewerkt, vinden we positief. Hopelijk zullen de concrete maatregelen ook van die aard zijn dat dit door scholen wordt aangebracht en gecommuniceerd als een volwaardige mogelijkheid voor (een deel van de) leerlingen van de B-stroom. Kunnen omschakelen naar zelfs een 3de jaar in de A-stroom zal hopelijk een positief effect hebben op de motivatie van jongeren.
Gelijke onderwijskansen, het voorkomen van schooluitval, transparantie van het studieaanbod, een betere voorbereiding op het hoger onderwijs of de arbeidsmarkt,… zijn de ambities van de modernisering SO. Dit plan kan niet op zich bekeken worden, maar moet kaderen in een bredere visie op de verschillende onderwijsniveaus. We vinden het goed dat het basisonderwijs daarom betrokken wordt in het moderniseringsverhaal.
In een veranderingsproces is het steeds zaak de onbekendheid met een aantal aspecten van deze operatie in beeld te brengen om degenen die de verandering moeten waar maken, te motiveren. Hieraan ontbreekt het in ruime mate. Het onderwijsveld verneemt af en toe welke de plannen zijn of niet meer zijn, maar wordt niet echt meegenomen in het verhaal. De niet-georganiseerde ouder en leerling werden daarentegen wel geconsulteerd. Een ruim draagvlak voor verandering wordt maar verkregen als alle betrokkenen worden geconsulteerd. Een ruim draagvlak is voor ons onontbeerlijk.
In de aanpak van de modernisering weerklinken vooral rationalisering en transparantie. Geplaatst tegenover de belangen van leerlingen, durven we twijfelen of de modernisering zal waarmaken wat ze beoogt. De inhoudelijke en maatschappelijke opwaardering van ons onderwijs is noodzakelijk om onderwijs voor iedereen waar te maken. De huidige onderwijsvormen anders benoemen en invullen met een gerationaliseerd en transparanter aanbod, is een lapmiddel. Als men dit denken verankert in een aantal types scholen waar vaak eerder sprake is van wildgroei dan van gecoördineerd overleg omdat men graag alleen voor de eigen deur borstelt, fietst men voorbij de doelstellingen van gelijke kansen, bereikbaarheid, het opheffen van de beschotten enz.
Tot slot kan een verandering kan alleen maar lukken als hele schoolteams, leerlingen en hun ouders doordrongen zijn van het nut en de voordelen ervan. Die zien wij op dit ogenblik onvoldoende. De modernisering ruikt naar het behoud van het status quo onder een andere dekmantel en daar houden we niet van.