Het studieaanbod

Zoeken

Dit document is enkel zichtbaar voor leden van de VCOV.
Word nu lid
Het studieaanbod

Het schoolbestuur (of zijn gemandateerde) legt ieder ontwerp van beslissing voor overleg aan de schoolraad voor als dat betrekking heeft op: het studieaanbod. (Decreet betreffende participatie op school, art. 21)

Eindtermen, doelen en leerplannen

1. BASISONDERWIJS
Het basisonderwijs bestaat uit kleuteronderwijs en lager onderwijs. Kinderen mogen naar de kleuterklas vanaf de eerste instapdatum nadat ze 2,5 jaar geworden zijn. Voor kinderen jonger dan 5 jaar is kleuteronderwijs niet verplicht, maar het wordt wel sterk aanbevolen. Voor 5-jarigen is er een leerplicht van 290 halve lesdagen. Dit is een voorwaarde om in het lager onderwijs te starten.  Kinderen starten in het lager onderwijs op 1 september van het jaar waarin zij 6 jaar worden. Het lager onderwijs bestaat uit zes leerjaren en loopt totdat het kind de school verlaat om naar het secundair onderwijs door te stromen.

Leergebieden
In het basisonderwijs bepaalt de school zelf de inhoud van de lessen en de onderwijsmethodes. Hierbij gelden wel enkele basisregels. Zo moeten volgende leergebieden zeker aan bod komen:

  • lichamelijke opvoeding,
  • muzische vorming,
  • Nederlands,
  • wetenschappen en techniek,
  • mens en maatschappij,
  • wiskundige initiatie (kleuteronderwijs) of wiskunde (lager onderwijs) en
  • Frans.


Daarnaast zijn er nog drie thema’s over de verschillende leergebieden heen:

  • ICT,
  • leren leren en
  • sociale vaardigheden.


Ontwikkelingsdoelen versus eindtermen
In het kleuteronderwijs en het buitengewoon onderwijs zijn er ontwikkelingsdoelen. Ze omvatten vaardigheden die bij alle leerlingen moeten worden nagestreefd, maar niet noodzakelijk moeten worden bereikt. In het lager onderwijs zijn er eindtermen. De eindtermen moeten door alle leerlingen worden bereikt.

Leerplan
Een school moet in een leerplan beschrijven hoe ze de onderwijsdoelen (eindtermen en ontwikkelingsdoelen) probeert te bereiken. De meeste scholen gebruiken het leerplan van hun onderwijsnet. In het Katholiek onderwijs heet het leerplan voor het basisonderwijs ZILL (Zin in leren! Zin in leven!). Meer informatie op de website van VCOV of via de ZILL leerplansite.

2. SECUNDAIR ONDERWIJS
De meeste kinderen gaan naar het secundair onderwijs op 1 september van het kalenderjaar waarin ze 12 jaar worden. Vroeger instappen (bij het versneld doorlopen van het lager onderwijs) of later instappen (bij een vertraging in het schoolproces) is mogelijk.

Onderwijsdoelen
In het secundair onderwijs zijn er minimumdoelen:

  • per graad (zowel voor vakken in de algemene vorming als voor vakken in de basisopties), en
  • vanaf de 2de graad: per finaliteit (doorstroom-, arbeidsgerichte of dubbele finaliteit) of per onderwijsvorm (ASO, BSO, KSO, TSO).

De school mag ook zelf extra doelen bepalen bovenop de minimumdoelen.

Ontwikkelingsdoelen versus eindtermen
Er zijn ontwikkelingsdoelen:

  • per opleidingsvorm (OV) voor het buitengewoon secundair onderwijs, en
  • voor het onthaaljaar anderstalige nieuwkomers (OKAN).

Dat betekent dat de doelen moeten worden nagestreefd, maar niet noodzakelijk door elke leerling moeten worden bereikt.

Op 1 september 2019 startte de modernisering van het secundair onderwijs. Sindsdien geldt:

  • dat alle eindtermen in het gewoon secundair onderwijs en het buitengewoon onderwijs OV4 moeten bereikt worden. Individuele aanpassingen zijn echter mogelijk. Hiervoor neem je best contact op met de zorgleerkracht/-coördinator van de school.
  • dat elke leerling de eindtermen basisgeletterdheid moet bereiken. Dit zijn doelen die nodig zijn om te participeren aan de maatschappij.
  • dat attitudes na te streven zijn. Elke school moet kunnen aantonen dat er inspanningen worden gedaan om deze attitudedoelen te bereiken.
  • dat er voor Nederlands uitbreidingsdoelen zijn voor leerlingen die extra uitdaging kunnen gebruiken.


Leerplan
Een school moet in een leerplan beschrijven hoe ze de onderwijsdoelen (eindtermen en ontwikkelingsdoelen) probeert te bereiken. In de meeste gevallen wordt het leerplan van het onderwijsnet gebruikt.

Modernisering van het secundair onderwijs

Het secundair onderwijs bestaat uit drie graden. Elke graad telt twee jaren. Sommige secundaire scholen bieden ook Se-n-Se’s aan (opleidingen secundair-na-secundair).

De 1ste graad wordt zo breed mogelijk gehouden om talenten en interesses te ontdekken.

1. DE EERSTE GRAAD
A-stroom en B-stroom

De 1ste graad bestaat uit de A-stroom en de B-stroom. Leerlingen die het getuigschrift basisonderwijs behaalden, gaan in principe naar de A-stroom (uitzonderingen zijn mogelijk). Leerlingen die het getuigschrift basisonderwijs niet behaalden, gaan naar de B-stroom. Het eerste jaar B-stroom is een soort schakeljaar tussen de lagere school en het secundair onderwijs.

 

Algemene vorming + keuzegedeelte EERSTE JAAR
Zowel in de A- als in de B-stroom krijgen leerlingen in het eerste jaar per week 27 uur algemene vorming en een keuzegedeelte van 5 uur. Binnen die 5 uur bieden scholen differentiatiepakketten aan die verder bouwen op de basisvorming. Deze differentiatie-uren worden voor sommige leerlingen ingezet om tekorten weg te werken (remediëring), terwijl andere leerlingen net extra uitgedaagd zullen worden.

 

Algemene vorming + keuzegedeelte TWEEDE JAAR
In het tweede jaar is het verschillend voor de A- en de B-stroom:
-    in de A-stroom is er 25 uur algemene vorming, 2 uur voor differentiatie én een basisoptie van 5 uur;
-    in de B-stroom is er 20 uur algemene vorming, 2 uur voor differentiatie én één of twee basisopties van in totaal 10 uur.

 

Basisopties
Via een basisoptie maakt een leerling kennis met een domein. Dit dient vooral ter oriëntatie: een leerling kan zo ervaren of deze leerstof hem of haar interesseert.
-    Voor de A-stroom zijn er een 13-tal basisopties voorzien.
-    Voor de B-stroom zijn er 7 basisopties, inclusief een ‘opstroomoptie’ die de leerling voorbereidt om over te stappen naar de A-stroom.

Scholen bieden één of meerdere basisopties aan. Kijk ook vooruit naar de studiedomeinen/-richtingen in de 2de en 3de graad als je op dezelfde school wil blijven.

A-attest met/zonder beperkingen i.p.v. B-attest
Na het eerste jaar kan er géén B-attest meer gegeven worden. In de plaats is er een A-attest zonder beperkingen of een A-attest met beperkingen. Een beperking kan bijv. verplichte remediëring inhouden, of bepaalde basisoptie(s) uitsluiten.
Een C-attest kan slechts uitzonderlijk.

2. DE TWEEDE EN DERDE GRAAD
De basisoptie in het 2de jaar is niet bepalend voor de studierichting in de 2de graad (met uitzondering van klassieke talen Latijn en/of Grieks). Op www.onderwijskiezer.be vind je alle mogelijke studierichtingen in de tweede graad en derde graad.

De 2de en 3de graad bevat 8 studiedomeinen:
1.    economie en organisatie
2.    maatschappij en welzijn
3.    STEM
4.    taal en cultuur
5.    kunst en creatie
6.    land- en tuinbouw
7.    sport
8.    voeding en horeca

Bovendien zijn er 3 finaliteiten die overeenstemmen met de gekende onderwijsvormen:
1.    De doorstroomfinaliteit (D-finaliteit), gericht op het hoger onderwijs en opgesplitst in twee mogelijkheden:
       a.    domeinoverschrijdend -> ASO
       b.    domeingebonden -> KSO/TSO
2.    De dubbele finaliteit (D/A-finaliteit), gericht op het hoger onderwijs óf de arbeidsmarkt -> TSO/KSO
3.    De arbeidsmarktgerichte finaliteit (A-finaliteit), gericht op de arbeidsmarkt -> (d)BSO/OV3

De studierichtingen worden ingedeeld in de matrix: ze behoren tot een bepaald studiedomein (of zijn domeinoverschrijdend) én behoren tot een bepaalde finaliteit.
 
(Afbeelding: De Standaard)

In de 2de en 3de graad is er sprake van meer geprofileerde studierichtingen op basis van:

  • de basisvorming,
  • een specifiek gedeelte, en
  • een complementair gedeelte.

Daarbij zijn de eerste twee bepaald door de Vlaamse overheid, maar is het complementair gedeelte vrij te bepalen door de school (bijv. voor thematisch en projectmatig werken).

Onderwijsdoelen 2de graad
Ook in de 2de graad moeten onderwijsdoelen worden behaald. Deze onderwijsdoelen worden opgesplitst in de volgende onderdelen:

  • Eindtermen basisvorming (deze verschillen per finaliteit; de eindtermen basisvorming zijn bijv. anders in de D-finaliteit dan in de D/A-finaliteit en A-finaliteit).
  • Cesuurdoelen: doelen in de 2e graad op basis van specifieke eindtermen in de 3e graad.
  • Doelen die leiden naar beroepskwalificatie(s) (enkel in D/A-finaliteit en A-finaliteit). Beroepskwalificaties maken duidelijk over welke competenties een beroepsbeoefenaar moet beschikken.


Onderwijsdoelen 3de graad
In de 3de graad worden de onderwijsdoelen dan opgesplitst in:

  • Eindtermen basisvorming (verschillend per finaliteit).
  • Specifieke eindtermen per studierichting, gericht op doorstroom naar het hoger onderwijs (enkel in D-finaliteit en D/A-finaliteit).
  • Beroepskwalificatie(s) per studierichting, gericht op doorstroom naar de arbeidsmarkt (enkel in D/A-finaliteit en A-finaliteit).

De opsplitsing van de doelen in deze drie onderdelen zorgt ervoor dat er gelijke onderdelen én verschillen zijn tussen studierichtingen.

Basisvorming
De vakken die de leerlingen in de 2de en 3de graad aangeboden krijgen als basisvorming, zijn bijna allemaal bestaande vakken:

  • In de D-finaliteit en D/A-finaliteit gaat het om de vakken: godsdienst, Nederlands, Engels, Frans, geschiedenis, aardrijkskunde, natuurwetenschappen, wiskunde, lichamelijke opvoeding, maatschappelijke, economische en artistieke vorming.
  • In de A-finaliteit gaat het om de vakken: godsdienst, Nederlands, Engels OF Frans, wiskunde, natuurwetenschappen, lichamelijke opvoeding en maatschappelijke vorming.
    Scholen hebben de vrijheid om voor afzonderlijke vakken te kiezen of om geïntegreerd te werken.


Specifiek gedeelte
De basisvorming wordt aangevuld met vakken die specifiek zijn voor de studierichting. Daarnaast is er (net als in de 1ste graad) ook in de 2de en 3de graad een gemeenschappelijk ICT-leerplan en een gemeenschappelijk funderend leerplan, waarvan de doelen een zaak zijn voor het hele lerarenteam.

Studiebekrachtiging
Na het succesvol afronden van het secundair onderwijs, behalen de leerlingen:

  • van de D-finaliteit een diploma secundair onderwijs met onderwijskwalificatie 4.

Zij stromen voornamelijk door naar:
-    bacheloropleidingen in het hoger onderwijs
-    Se-n-Se bijzondere wetenschappelijke vorming
-    Se-n-Se bijzondere beeldende/muzikale vorming, dans, woordkunst, drama

  • van de D/A-finaliteit een diploma secundair onderwijs met onderwijskwalificatie 4.

Zij stromen voornamelijk door naar:
-    bacheloropleidingen in het hoger onderwijs
-    HBO5-opleidingen
-    Een beroepsgerichte Se-n-Se
-    Se-n-Se bijzondere wetenschappelijke vorming
-    Se-n-Se bijzondere beeldende/muzikale vorming, dans, woordkunst, drama

  • van de A-finaliteit een diploma secundair onderwijs met onderwijskwalificatie 3.

Zij stromen voornamelijk door naar:
-    de arbeidsmarkt
-    HBO5-opleidingen
-    Een beroepsgerichte Se-n-Se
-    Se-n-Se voorbereiding hoger onderwijs

Aandachtspunten voor ouders
  • Volgens het participatiedecreet moeten (ontwerp-)beslissingen m.b.t. het studieaanbod voor overleg voorgelegd worden aan de schoolraad. Overleggen omvat meer dan informeren! Ga het gesprek aan.
  • De planning van het Katholiek onderwijsaanbod gebeurt per bisdom in de Diocesane Planificatie en CoördinatieCommissie (DPCC). Deze procedure is aan een strikte timing gebonden.  
  • Het studieaanbod is geen gemakkelijke materie. Aarzel niet om toelichting te vragen.
  • Overleg over de invulling van de differentiatiepakketten, de keuze voor basisopties en studierichtingen is een belangrijke zaak. 
  • Hou steeds het aanbod in de hogere jaren in het oog. Indien er geen continuïteit in studierichtingen wordt aangeboden op een school, is het leerlingenverloop zeer groot.
  • Hou het aanbod van scholen in de buurt in het oog. Het kan verstandig zijn om net die studierichtingen aan te bieden die een nabijgelegen school niet aanbiedt, of om een bepaalde populaire studierichting juist ook aan te bieden. Omvormen tot domeinscholen met nauwe samenwerking met andere scholen in de buurt is een mogelijkheid.
  • Bij de keuze voor bepaalde studierichtingen bekijk je best ook wat infrastructureel en materieel mogelijk is: in sommige studierichtingen worden bepaalde materiële vereisten opgelegd aan de school.

Bronnen en meer info


VCOV, januari 2023

Feedback geven