Zoeken
1. Toon respect voor diversiteit
Diversiteit gaat over iedereen. Het gaat over verschillen tussen mensen. Sommige verschillen zijn beter zichtbaar dan andere. Diversiteit is bovendien een emotioneel thema. Bekijk diversiteit breed en vermijd ‘hokjes-denken’. Door respect te tonen voor diversiteit, erken je verschillen en kan je op zoek naar hoe je die verschillen kunt benutten en hoe je elkaar kunt versterken. De focus verschuift van ‘iemand overtuigen’ naar ‘elkaars krachten benutten’.
2. (H)erken drempels die mensen kunnen ervaren
Elke persoon is uniek. Er zijn specifieke omstandigheden die een invloed hebben op de mogelijkheden om te communiceren en betrokken te zijn. Informatieve, praktische, sociale, psychologische, culturele en financiële drempels kunnen voorkomen en niet zelden is er sprake van een combinatie van verschillende drempels. Meer informatie vind je in de brochure ‘Hoe nemen we alle ouders mee?’
Wees je bewust van de drempels. Het ontkennen van de aanwezigheid van drempels verhoogt ze juist en kan zorgen voor veel onbegrip.
3. Wees bewust van je eigen referentiekader
De mens heeft de neiging zichzelf te zien als de norm. Inzicht hebben in je eigen referentiekader is belangrijk: welke opvoeding, welk onderwijs genoot je? En in welke omgeving leef je? De mens is steeds op zoek naar bevestiging van de eigen opvattingen. Wees je hiervan bewust en wees je ook bewust dat dat voor andere mensen anders kan zijn. Zo groei je naar een gedeeld of meervoudig perspectief.
4. Vertrek vanuit een open grondhouding
Oprechte interesse is voldoende om in dialoog te gaan. Stel vragen, ga niet uit van veronderstellingen. Een open, onderzoekende, niet-wetende grondhouding is belangrijk. Wees je ervan bewust dat voorkennis in sommige gevallen een valkuil kan zijn. Zeg niet ‘Jij gaat zeker niet mee?’ maar vraag aan de andere persoon of hij/zij meegaat. Zo vermijd je voorafnames die zorgen voor een meer gesloten grondhouding.
5. Ken de ouders, vermijd generalisaties
Ieder persoon is uniek. Toch zijn er overeenkomsten, gemeenschappelijkheden. Investeer in de relatie met ouders, leer hen kennen (vanuit een open grondhouding). Kijk verder dan de drempels die mensen ervaren: niet elke ouder in financiële moeilijkheden heeft een afbetalingsplan nodig, niet elke ouder met een migratieachtergrond heeft een tolk nodig, … Draai de denkwijze om: niet elke ouder ervaart dezelfde drempels, maar als je drempels wegwerkt voor één ouder, is dat een voordeel voor alle ouders.
6. Luister actief zonder in te vullen
Echt luisteren is niet altijd gemakkelijk. Het vraagt tijd. Bovendien is de mens vaak gefocust op tekortkomingen en we vullen vaak (onbewust) dingen voor een ander in, zonder dat die persoon daar om gevraagd heeft. Wie actief luistert, kan erkenning geven aan de ander (let op: erkenning geven is niet hetzelfde als iemand gelijk geven) en kan nadien in dialoog gaan, bijvoorbeeld over de verwachtingen die er onderling zijn.
7. Zoek naar overeenkomsten, gedeeld perspectief
Focus niet uitsluitend op de verschillen tussen mensen. Zoek naar overeenkomsten, zonder verschillen te ontkennen, maar juist door ze te benutten. Overeenkomsten, een gedeelde mening of visie, een gemeenschappelijk doel kan je bereiken ondanks verschillen tussen mensen. Houd het gemeenschappelijk doel steeds voor ogen, zodat je niet in discussies over de verschillen verzandt.
8. Wees alert voor overculturalisering of handelingsverlegenheid
Jouw normen, waarden, ervaringen (cfr. je referentiekader) roepen bij jou bepaalde gevoelens op. Soms sturen gevoelens en/of voorkennis je gedrag. Overculturalisering en handelingsverlegenheid zijn dan twee grote valkuilen:
- Overculturalisering: vanuit je kennis over een persoon of cultuur ga je alles verklaren en toeschrijven aan de etnisch-culturele achtergrond van die persoon. Je geeft veel zaken een culturele betekenis, de cultuur wordt als verklaring gegeven voor bepaalde gedragingen, terwijl er een andere verklaring kan zijn.
- Handelingsverlegenheid: je wil teveel rekening houden met tradities en gewoonten, waardoor je minder of niet meer durft te handelen. Dat kan een hindernis zijn om emancipatorisch te werken.
Het is belangrijk om deze zaken eerst bij jezelf te (h)erkennen om het vervolgens te kunnen ombuigen naar handelingsbereidheid of handelingsvertrouwen.
9. Geef duidelijke grenzen aan
Ken je grenzen. Daarbij kan je onderscheid maken tussen rode grenzen en groene grenzen. Rode grenzen worden gevormd door het wettelijk kader. Daar is dan ook geen discussie over mogelijk. Groene grenzen gaan over jouw organisatie (school en ouderwerking). Wat laat jouw organisatie wel of niet toe? Het uitgangspunt hiervoor is steeds het pedagogisch project van de school en het schoolreglement. Daarom is het ook belangrijk dat het huishoudelijk reglement van de ouderwerking is afgestemd op de missie en visie van de school.
Een grens is meer dan alleen maar nee zeggen. Je geeft duidelijk aan waar de grens ligt en waarom het een grens is. Ga bewust om met vragen naar uitzonderingen.
10. Gebruik duidelijke en eenvoudige taal
Het lijkt voor de hand liggend, maar het is niet altijd gemakkelijk. Duidelijke en eenvoudige taal is essentieel. Veel mensen lezen een tekst niet, omdat die te moeilijk is. 1 op 7 Vlamingen is laaggeletterd. Je komt dus binnen jouw school en ouderwerking gegarandeerd in contact met laaggeletterdheid. Wees je daarvan bewust. Op zoek naar concrete tips? Raadpleeg het VCOV-dossier over communicatie.